capnometrie

Capnometer

Met behulp van een capnometer wordt een provocatietest voor hyperventilatie afgenomen. Gedurende drie minuten moet de patiënt heel hevig hyperventileren. Hierdoor daalt het C02 gehalte in zijn uitgeademde lucht drastisch. (Vergelijk hiervoor periode 1 met een C02 -gehalte van 6% en periode 2 met een C02-gehalte van 2%). Vervolgens wordt nagegaan hoe snel het C02-gehalte zich herstelt. Na drie minuten en vijf minuten wordt het hersteld C02-gehalte genoteerd. Vervolgens wordt de verhouding genomen ten opzichte van de initiële C02 (6%). Als deze verhoudingen respectievelijk groter zijn dan 1.5 en 1.1, dan zien Grossman, De Swart en Defares dit als een aanduiding van hyperventilatie.
Vansteenkiste, Rochette, Demedts kijken vooral naar de spontane daling van C02-gehalte voor de provocatietest. Zij stellen dat 0,25% daling van C02 sterk gecorreleerd is met hyperventilatie (specificiteit 83%, sensiviteit 57%, nauwkeurigheid 70%).

Als tijdens de provocatietest de klachten van de patiënt (angst, beven, pijn op de borst, raar gevoel) opkomen of versterkt worden, helpt dit de patiënt overtuigen van de rol van hyperventilatie in verband met zijn klachten.

Over het algemeen stelt Folgering dat de globale vorm van het capnogram kan helpen om hyperventilatie te diagnosticeren. Hierbij vergelijkt men vooral de verhouding van C02 gedurende de provocatietest met de C02 erbuiten. Zo vinden we in onderstaande figuur in geval 3 iemand wiens C02 bijna niet verlaagd tijdens de provocatietest. Zo iemand hyperventileert bijna constant. (Nederlands Tijdschrift Geneeskunde 1986, 130, nr. 50)



Info link toevoegen